De Huisvesting voor ons konijn

De gezondheid van een konijn hangt voor een groot deel af van een goede en ruime behuizing. Konijnen zijn van nature buitendieren en hier komen ze dan ook het best tot hun recht. Eenmaal buiten gewend kunnen konijnen ook in de winter buiten blijven mits ze voldoende beschutting hebben. Het is juist de temperatuurschommelingen, het steeds verplaatsen van buiten naar binnen, waar konijnen niet goed tegen kunnen.

Het spreekt voor zich dat twee konijnen meer ruimte nodig hebben dan een konijn; door elkaars gezelschap zijn ze veel actiever.

Voor twee konijnen is 2m2 (1 x 2 m) oppervlakte een goede maat, voor grotere konijnen uiteraard groter. Deze oppervlakte kan bestaan uit een nachthok op pootjes (i.v.m. optrekkend vocht en konijnen kunnen er onder zitten) en een ren. De grootste vijanden van konijnen zijn vocht en tocht. Een konijnenhok moet daarom boven alles vocht- en tochtvrij zijn. Ook op een plaats waar regen en wind in het hok kan komen staat een konijnenhok niet goed. Het best is een beschutte plaats tegen het huis of tegen een schutting.

Richt het hok bij voorkeur op het zuidoosten. Zet een hok niet op een plaats waar de zon recht op schijnt; konijnen kunnen heel slecht tegen warmte. Pas verder op datAls konijnen binnen gehouden worden (minimale maat 1 x 0,50 m), is het noodzakelijk ze een aantal uren per dag vrij rond te laten lopen. Konijnen houden van een rustige plek van waaruit ze  hun omgeving kunnen bestuderen. Op de bodem van het hok of de kooi kunnen oude kranten gelegd worden met daarop een laagje houtvezel (zaagsel) en een laag hooi. Er kan naast hooi ook stro gebruikt worden; dit houdt konijnen zeker in de winter lekker warm.

Veel konijnen zijn zindelijk. In de kooi/het hok gebruiken ze vaak een bepaalde hoek om hun behoeften te doen. In deze hoek kan ook een "kattenbakje" gezet worden zodat dat regelmatig verschoond kan worden zonder gelijk alles te verschonen. Als konijnen los in huis lopen kunnen een aantal van deze bakjes goed dienst doen, zeker als plasplek. Sommige konijnen blijven echter wel keutelen om hun territorium af te bakenen.

Gewoonlijk krijgt de kooi/het hok een keer per week een grondige schoonmaakbeurt. Binnenkooien meestal vaker omdat ze snel gaan ruiken. Een keer per maand is het verstandig de kooi/het hok met bijbehorende etens bakjes en drinkflesje goed te ontsmetten met soda en daarna goed op te laten drogen.

Het blijkt dat er nog veel konijnen zijn die te klein gehuisvest worden en zelden mogen rondlopen. Maar konijnen hebben niets voor niets zulke grote poten. Ze willen graag af en toe rennen. Dat is duidelijk te zien wanneer ze uit hun kooi mogen. De meeste konijnen rennen vrolijk en maken ook van vreugde de gekste sprongen.

Wanneer je een konijn binnenshuis laat rondlopen moet je op een aantal dingen letten. Er mogen geen giftige planten staan waar het konijn aan kan knagen en ook elektriciteitssnoeren dienen weggewerkt te zijn. Ze hebben een grote aantrekkingskracht op de dieren. Sommige konijnen zijn echte "slopers". Ze knagen overal aan, anderen zijn heel erg netjes en plassen en keutelen op een plasbak. Je kunt de meeste konijnen zindelijk maken door op de plek waar ze plassen een plasbak neer te zetten. Het is altijd verstandig het konijn de eerste tijd onder toezicht rond te laten huppelen. de konijnen niet uit kunnen breken.Je kunt dan zien wat voor het konijn aantrekkelijke dingen zijn om aan te knagen. Het beste kun je het konijn afleiden met allerlei speeltjes en bijv. wilgentakken om aan te knagen.

Wanneer een konijn buiten is gehuisvest is het prettig om een ruime ren voor hem/haar te hebben. Een aantal zaken hierbij zijn belangrijk. Een ren moet altijd overdekt zijn: dan kan het konijn niet uit de ren springen, maar dan kan ook bijvoorbeeld een loslopende kat niet in de ren springen. Konijnen zijn grote gravers. Het is verstandig onder de ren dan ook gaas aan te brengen om te voorkomen dat het konijn ontsnapt. Wanneer een konijn los mag lopen in de tuin dient deze ook rondom afgezet te zijn met gaas, ook in de grond, anders graaft het konijn zich nog uit. Bij loslopen in de tuin moet ook weer gelet worden op eventueel giftige planten.

           Voeding voor uw en ons konijn

Voor konijnen is het belangrijk dat ze eten. Het hele darmstelsel is erop ingericht om altijd voedsel in de darmen te hebben. Als een konijn niet eet is het zaak om snel een dierenarts te raadplegen.

Konijnen zijn planteneters. Geef konijnenvoer: gemengd konijnenvoer of volledige konijnen-brokken, zogenaamde biks of korrels , en altijd hooi.

De meeste huiskonijnen die in Nederland worden gehouden zijn veel te dik. Geef je konijn niet meer konijnenvoer dan hij/zij nodig heeft. Een goede methode is om het dier te wegen: per kilogram lichaamsgewicht heeft een konijn 25 gram konijnenvoer nodig. De voorkeur gaat uit naar korrels omdat hier alle stoffen inzitten die het konijn nodig heeft. Ook in gemengd voer zit dit wel, maar vaak eten de dieren alleen datgene op wat ze lekker vinden en laten de korrels staan.

Gemiddeld kun je voor het voeren het volgende aanhouden:

Konijnen van af         5 kg                  85-100 gram krachtvoer per dag

Konijnen van             2,5-5 kg            55- 75 gram krachtvoer per dag

Konijnen van             1,5-2,5 kg         40- 50  gram krachtvoer per dag

Konijnen beneden      1 kg                 25- 40 gram krachtvoer per dag

Konijnen kunnen erg slecht tegen wisseling van voer. Wanneer je besluit over te stappen op een ander merk of soort, meng dan het oude voer met het nieuwe voer over een periode van een week  waarbij steeds minder van het oude voer gegeven wordt.

Naast het "gewone" voer geef je het konijn nog een aantal andere etenswaren:

- Groenvoer, zoals paardenbloembladeren, weegbree en gras. Groenvoer altijd vers geven, eventueel wassen en goed uitschudden. Pas op met groenvoer dat vlak naast de weg is geplukt. Dit kan besmet zijn door honden en bevat veel giftige stoffen vanwege uitlaatgassen die erop zijn neergeslagen. Daarnaast bestaat het gevaar van virussen zoals myxomatose en VHD.

Persoonlijke raad ik het groen voer van buiten af.

- Groente en fruit, zoals witlof, boerenkool, bloemkoolbladeren, wortelen, wortelloof of een stukje appel met schil. Nooit voedsel uit de koelkast geven dat niet eerst op kamertemperatuur is gebracht. Geef geen sla, klaver of kool. Deze groenten kunnen al in hele kleine hoeveelheden gasvorming in de darmen veroorzaken (trommelzucht).

Ook dit moet met maten  door teveel groen oftewel nat voer kan uw konijn aan de diaree komen.

- Oud brood, liefst wat extra uitgedroogd op de verwarming.

- In de herfst vinden konijnen kastanjes en eikels erg lekker.

Aan konijnen jonger dan 12 weken mag geen groenvoer, groente en fruit gegevenworden; het darmstelsel is hier niet op ingesteld. Bouw het geven van groenvoer na de eerste 12 weken langzaam op. Geef van een "nieuwe" groente altijd eerst een klein beetje en kijk hoe het dier hierop reageert.

Geef een konijn altijd vers drinkwater. Het is een verkeerde opvatting dat een konijn genoeg water binnen krijgt met groente en fruit. Drinkwater kan gegeven worden in een stenen bakje (dat valt niet om) of een drinkflesje (geeft minder rommel).

Let op: Een tam konijn eet wat men hem voorzet en kan meestal geen onderscheid maken tussen giftige en niet-giftige planten. Giftig zijn o.a. rauwe (groene) aardappels, boterbloem, speenkruid, gouden regen en rododendron. Ook de klaproos, het bitterzoet en het vingerhoedskruid zijn giftig voor konijnen.